top of page

Hoofdstuk 1

 

Hoe pak je zo iets aan.

Hij had het zich vaak afgevraagd, maar een antwoord had hij nooit gevonden. Het was al weer heel wat jaartjes geleden dat hij begonnen was met nadenken over het schrijven van en boek. Nadenken is één, maar uitvoeren is een andere zaak. Moest het een verhaal worden dat de werkelijkheid weergaf of een verzameling verzinsels. Het beantwoorden van deze vraag alleen had hem al meer als een jaar gekost. Maar nu was het dan zo ver, hij was begonnen. Wat het werd zou hij wel zien. Maar de kop was er af. Buiten sloeg de regen tegen de ruiten. Na een periode van uitzonderlijk mooi weer in april was het nu weer normaal voor de tijd van het jaar.

In gedachten ging hij terug naar zijn laatste reis die hij had gemaakt naar Nieuw-Zeeland. Dat waren nog eens tijden. Elke dag weer een nieuw avontuur. Elke dag een nieuw panorama. Elke dag een ander restaurant en een ander onderkomen.

Zo ook die keer dat hij samen met zijn neef Peter in Manapouri had overnacht. [1]  Met de boot zouden ze een tocht naar de Doubtful Sound gaan maken. ‘Weer lekker weer Peet’ zei Ton, ondertussen de lucht afspeurend naar de beloofde bewolking en voorspelde regen. ‘Laten we maar vast gaan, dan kunnen we nog tanken bij dat station in Pearl Harbour’. Na een ritje van niks, stonden ze aan pomp en was de wagen, een Mitsubishi Lancer, snel vol getankt. Terwijl Peet afrekent, kijkt Ton rond en ontdekt een leuk kerkje dat dienst doet als café.[2]

Terwijl ze wachten op hun koffie die,  zoals gewoonlijk in dit deel van de wereld, met zoveel zorg wordt gezet dat je er wel een kwartier op moet wachten, komt het gesprek al gauw op wat deze dag hen allemaal zal gaan brengen.

Lijkt me heel leuk dat varen zegt Ton, ik ben benieuw wat voor bootje ze hier voor gaan gebruiken, we gaan tenslotte ook nog een stukje de zee op heb ik gelezen. ‘Ik hoop, dat het een beetje behoorlijk ding is, want je weet dat ik niet zo’n zeebonk ben’, antwoord Peet.

Als de koffie, na veel geblaas is opgedronken, lopen ze op het gemak naar de haven.

De aanblik van de bootjes doet het ergste vermoeden. Ze zien er wel snel, maar niet groot uit. Toch gaan ze aan boord, want je moet alles geprobeerd hebben en de rederij zal toch geen onnodige risico’s met zijn passagiers nemen? De boot vertrekt met achter zich aan een hekgolf waar de honden geen brood van lusten. Tussen reusachtige bergen door stormen ze voort.

De eerste stop komt dan ook snel in zicht. Ik hoor net dat we met een bus verdergaan zegt Ton. Over de “Wilmot Pass” een weg die speciaal is aangelegd voor het vervoeren van de zware machines die bij de aanleg van de centrale zijn gebruikt. Ik ben al blij dat we weer vaste grond onder de voeten hebben antwoord Peet. De stilte is oorverdovend als ze over het steiger naar de overstapplaats lopen. Het aanzien van de berg waar ze tegenop moeten is intimiderend. Als ze in de bus stappen zien ze op een stoel aan de andere zijde van het gangpad een jonge vrouw plaats nemen die er op zijn zachts gezegd niet al te florissant uit ziet. Ze kijkt strak voor zich uit naar de grond en doet duidelijk moeite niemand te zien. De bus komt krakend in beweging. Na een lange hobbelige reis over een smalle en steile weg, komt de volgende boot in zicht. Deze is van een flink formaat.

Het vermoeden rijst dat het toch nog een leuke dag gaat worden. Tijdens het overstappen van bus naar boot valt het Peet op, dat de jonge vrouw dicht in hun buurt blijft rond hangen. Als de boot eenmaal is vertrokken, komt ze bij hen zitten. Het blijkt een Nederlandse jongedame te zijn en ze raken met haar in gesprek. ‘Ik ben Kyra, en blij weer eens Nederlands te kunnen praten’ zegt ze. Ik heb de laatste dagen wel het een en ander mee gemaakt. Toch niets ernstigs vraagt Peter vol interesse terwijl Ton een paar kopjes koffie gaat halen. Nou dat zou ik wel denken. Ik ben als backpakker onderweg door dit fantastische land en dan maak je wel wat mee hoor. Vanmorgen nog ben ik als het ware zo uit de auto van mijn reisgezel geschopt. Ik had hem gevraagd naar zijn nachtelijke escapade en daar was meneer niet van gediend. Wat is er dan gebeurd vraagt Ton terwijl hij de koffie op tafel zet. Wel we verbleven samen in een hostel, waar ik als tegenprestatie voor het meerijden, voor het eten zorgde. Gisteren avond toen we al sliepen, ging meneer heel zachtjes naar buiten. Duidelijk met de bedoeling mij niet wakker te maken. Ik ben nogal nieuwsgierig van aard dus ben ik opgestaan om te kijken waar hij heen ging. En tot mijn stomme verbazing zag ik dat hij stond te praten met twee mannen die ik niet kende. Wat ze bespraken kon ik niet horen maar ik zag wel dat hij een pakketje aan nam van een van die mannen. Snel ben ik weer in mijn bed gestapt en heb me slapende gehouden toen hij weer binnen kwam.

Maar de hele nacht heb ik me liggen afvragen wat dit allemaal te betekenen had. Ik had in de afgelopen dagen wel gemerkt dat deze man, een Franstalige Belg, erg nukkig kon zijn en soms wat ongenuanceerd kon reageren. Maar om de goede vrede te bewaren “en mijn vervoer zeker te stellen” heb ik er maar niet teveel aandacht aan geschonken.

Onwillekeurig herinnerde ik mij dat het wel eens voorkwam, dat we ondanks een afspraak ergens heen te gaan, we uiteindelijk heel ergens anders heen gingen.

Wat hij dan verklaarde met “ik heb er eigenlijk niet zo’n zin in”. Het overhandigen van een pakje midden in de nacht paste in deze vreemde gang van zaken. Dus vanmorgen vroeg ik hem in de auto wie die mannen waren en wat ze kwamen doen.

Het leek wel of hij explodeerde, waar ik mij in vredesnaam mee bemoeide. Ik kreeg een hele stortvloed aan verwensingen naar mijn hoofd en kon meteen uitstappen. Ik ben toch maar op de boot gestapt, want wat moest ik anders. Terug lopen naar het hostel was wel een optie maar de trip was betaald en dat zou ook zonde zijn. Dus nu zit ik hier, met veel vragen en een Franstalige Belg op één boot. ‘Is hij dan ook hier’ vroeg Peet?  ‘Jazeker’ zei Kyra, hij zit daar een stukje achter je en hij houd me steeds in de gaten. Omdat ik niet weet wat hij van plan is heb ik maar aansluiting bij jullie gezocht. Peter staat op om van het uitzicht te genieten en loopt een rondje, zodat hij Belgmans eens van nabij kan bekijken. Als hij terug komt zegt hij “ik heb altijd al een hekel aan Fransen gehad, maar deze ziet er zeker onbetrouwbaar uit, dit stinkt naar de misdaad” en gaat weer op zijn plekje zitten. We zullen eerst eens gaan bekijken wat we kunnen doen. Laten we naar het bovendek gaan zegt Ton, daar kunnen we rustiger praten. Gedrieën staan ze op en lopen naar de trap. Belgmans kijkt ongeïnteresseerd uit het raam als ze hem passeren. Op het bovendek is het uitzicht nog mooier dan vanuit de cabine. Bergen rijzen hoog op uit het water en zijn zo steil en dicht begroeid met bomen dat je er niet op zou kunnen verblijven. Met een snelle spurt schiet de boot de Fjord uit en gaat de zee op. Als de boot zachtjes op de lange deining dobbert vlakbij een rots om de passagiers een goede blik op de aanwezige zeehonden te gunnen, maken ze een plan. Het belangrijkste is dat Kyra haar spullen uit het hostel kan halen voordat Belgmans terug is, want we moeten proberen uit zijn buurt te blijven. Wat het ook is dat Kyra heeft gezien. Hij is daar niet blij mee. En wij zijn er niet zeker van dat hij niet tot drastischer maatregelen zal overgaan als we eenmaal weer aan land zijn. Ze besluiten dat ze zich zullen opsplitsen bij aankomst.

Ton haalt de wagen en Peet en Kyra zullen treuzelen bij het van boord gaan. Belgmans rijd in een zwarte Toyota met een skikoffer op het dak, dus die valt wel op. Op dat moment verschijnt Belgmans onbetrouwbare kop boven de rand van het dek. Ton maakt een foto van Peet en Kyra en zet ze zo neer dat de Belg in de achtergrond staat. Want een plaatje kan nooit kwaad.  Met een uitgebreide groet gaat Ton weer naar beneden zoals afgesproken. Hij zal zich de verdere reis niet meer in de buurt van Peter en Kyra laten zien. Zo hopen ze te bereiken dat de Belg er van uit gaat dat de neven niet bij elkaar horen. Dat geeft Ton een voorsprong als hij de wagen gaat halen, want snelheid is geboden. De reis terug verloopt zonder strubbelingen. Weer in de bus, nu met Ton op de achter bank en Peet en Kyra in een geanimeerd gesprek gewikkeld meer voorin. De Belg zit ergens in het midden en kan door Ton goed in de gaten worden gehouden. Hij zit voortdurend te bellen of liever gezegd hij doet pogingen om te bellen, want de verbindingen is hier tussen de bergen of op het water niet altijd gegarandeerd. De overstap op de kleinere boot voor het laatste traject gaat ook gesmeerd. Alleen valt het op dat Belgmans dicht in de buurt van Kyra en dus ook Peter blijft.

Dat ziet er goed uit hij lijkt zich, misschien noodgedwongen, op haar te concentreren.

Dat geeft Ton de kans eerder bij de auto te zijn zodat ze misschien sneller weg kunnen. Ton heeft al heel strategisch een plaatsje bij de uitgang weten te bemachtigen.

Terwijl Peter en Kyra naar het kleine bovendek zijn gegaan. Als de boot aankomt, gaat alles razend snel. Ton is zoals gepland als een van de eerste van boord en loopt direct door naar de parkeerplaats. Hij ziet de wagen van de Belg al van een afstandje staan, eigenlijk staat hij niet ver van hun eigen wagen af. Hij kijkt snel om zich heen en vind wat hij zoekt, een klein stokje. Snel friemelt hij het sokje in het ventiel van een van de banden. Met een zacht gesis begint de druk in de band te dalen en tegen de tijd dat Belgmans wil weg rijden zal het stokje zijn werk wel hebben gedaan. Snel in de Lancer en met een ferme draai stuurt Ton de wagen de kade op. Just op dat moment komen Peter en Kyra de steiger afgelopen met de Belg in hun kielzog. In een beweging springen ze in de wagen en Ton geeft gas. Een blik door de achteruit leert dat de Belg er flink de sokken in zet om bij zijn wagen te komen. Na eerst op de kade nog rustig aan te hebben gedaan gaat het gas er op. Kyra die omgekeerd op de achterbank zit slaakt een gil, daar komt hij al. Dat heeft hij verdomd snel gedaan zegt Peter. Dat gaan we nooit redden. Op dat moment gaat de Toyota langzamer rijden en stopt langs de kant van de weg. Hé, zegt Peter geeft hij het nu al op. Of hij heeft een lekke band zegt Ton terwijl hij een lach niet kan onderdrukken. Het trucje uit een grijs verleden heeft zijn werk gedaan. Iedereen lacht en de Belg verdwijnt uit het zicht, terwijl ze de richting van het hostel inslaan. Na een minuut of tien roept Kyra, hier aan de rechter kant daar is de ingang. [3] En ze gaan met onverminderde snelheid de stoffige weg in, die de berg op gaat. Helemaal boven was het hostel gevestigd. In de cabine aangekomen grist Kyra in grote haast haar spullen bij elkaar en smijt ze in haar rugzak. Snel nog een blik door de ruimte en ze gaan er vandoor. Onder aan de lange oprit naar het hostel slaat Ton rechts af. Gaan we niet naar jullie hotel vraagt Kyra.

Dat wel, maar niet direct, ik wil niet het risico lopen die Belg weer tegen te komen. Stel je voor dat het een wereldkampioen wielen verwisselen is en hij is al klaar, kunnen we gelijk weer gaan racen. Nee, we wachten in deze zijweg tot hij naar boven gaat.

Ik neem tenminste aan dat hij naar het hostel terug gaat om zijn spullen op te halen. Dan kunnen wij naar ons hotel zonder dat hij weet waar we zijn.

Morgen zien we dan wel verder, eerst en borrel en een hapje eten. Dat idee wordt door de anderen met een instemmend gebrom begroet. Na een klein half uurtje wachten, zien ze de Toyota met 4 volle banden de weg naar het hostel inslaan.

‘Niet onverdienstelijk maar zeker geen wereldrecord’ zegt Peet, die zelf het verwisselen van auto wielen liever in dagen dan in uren uitdrukt  ‘op naar de borrel’, en nog voor de stofwolk van de Belg is opgetrokken zijn ze al op weg naar hun hotel.

 

bottom of page